Weinig acteurs die zo’n trouwe fanbase hebben bij gevierde filmmakers als Tilda Swinton. Van Jim Jarmusch en Wes Anderson tot Bong Joon-Ho en Joanna Hogg: elke zichzelf respecterende regisseur heeft de Britse actrice wel op speed dial staan. Wat maakt haar tot zo’n veelgevraagde fetisjactrice?
Van bij het begin van haar filmcarrière heeft Tilda Swinton de rol van fetisjactrice met verve gespeeld. In 1986 maakte ze haar debuut in Caravaggio van Derek Jarman en de studentenfilm Caprice van Joanna Hogg, twee filmmakers met wie ze nog verschillende keren zou samenwerken. De experimentele regisseur Jarman stierf in 1994, maar in dat korte tijdsbestek zou Swinton in zeven van zijn films opdraven. Met Hogg hervatte Swinton onlangs haar samenwerking met The souvenir part I & 2 (2019-21), gevolgd door The eternal daughter.
Die innige samenwerking met Hogg en Jarman is geen unicum in Swintons carrière. Ook Luca Guadagnino, Jim Jarmusch, Bong Joon-Ho en Wes Anderson hebben haar nummer op speed dial staan. Dat regisseurslijstje oogt even divers en internationaal als Swintons eigen reputatie. De actrice wordt immers voortdurend gevierd om haar kameleontische acteerprestaties, waarbij ze helemaal verdwijnt in een rol.
Dat zowel letterlijk als figuurlijk: Swinton heeft er een handje van weg onherkenbaar te schuilen achter dikke lagen make-up of protheses, maar kan net zo goed zonder fysieke transformatie de meest uiteenlopende rollen vertolken. Allicht schuilt daarin een van de verklaringen waarom veel regisseurs met haar in zee willen gaan – en samen willen blijven verder zwemmen.
Veelzijdige radar
Opvallend is hoe verschillend de dynamieken tussen Swinton en deze regisseurs onderling zijn. Zo speelt ze bij Wes Anderson steevast kleine bijrollen met typerend stijve dead pan panache. Het zijn eigenzinnige typetjes die vaak een knullige autoriteit moeten uitstralen. Denk maar aan haar rol als gekke astronoom in Asteroid City. Ook Jim Jarmusch voert haar graag op in een onderkoelde context, al is die esthetisch mijlenver verwijderd van Andersons miniatuurschilderijtjes. Jarmusch situeert Swinton het liefst in absurde werelden vol hippe muziek en speels-filosofische bespiegelingen, of het nu als excentrieke funerariumhouder in The dead don’t die (2019) dan wel een melancholische vampier in Only lovers left alive (2013) is.
Anderson en Jarmusch zijn regisseurs die vaak en graag met een ensemble van terugkerende namen werken: Swinton is slechts één radertje in dat indrukwekkende netwerk. Haar personages maken er deel uit van een wereld waarin de onderlinge dynamieken en overkoepelende toon belangrijker zijn dan de individuele personages zelf.
Grensdoorbrekend
Heel anders zijn haar over the top vertolkingen bij de Koreaanse Bong Joon-Ho. In Snowpiercer (2013) is ze als kruiperige minister onherkenbaar dankzij een hilarische gebitsprothese en ditto pruik. Voor Okja (2017) speelt ze dan weer een dubbelrol als tweelingzussen die elkaar de loef afsteken als meest vileine CEO van een louche bedrijf.
Het ontdubbelen van personages is dan ook een constante in Swintons repertoire. Bij Hoggs’ The eternal daughter speelt ze zowel moeder als dochter, in Sally Potters Orlando (1992) – haar doorbraakrol – wisselt het titelpersonage halverwege van geslacht. Dat androgyne aspect is ergens ook wel van toepassing op Swintons publiek imago. Niet enkel straalt ze iets sensueel geslachtloos uit, maar ook iets tijdloos. Swinton is drieënzestig lentes jong, maar kan nog steeds moeiteloos zowel veel oudere als jongere personages aan.
Queer circus
Misschien illustreren haar vele samenwerkingen met de Italiaan Luca Guadagnino wel het best waarom Swinton zo’n dankbaar fetisjobject voor regisseurs is.
Voor Io sono l’amore (2009) werkte ze tien jaar lang samen met de regisseur en leerde ze zomaar even twee talen: Swinton speelt een Italiaanse trophy wife van Russische origine die door een existentiële crisis gaat. Het is een enorm ingetogen vertolking, maar zoals de criticus Jacob Swinney opmerkt, ‘zelfs in haar rechtlijnige rollen zorgt Swintons gevestigde reputatie voor een zekere afwijkende karakteristiek.’
In A bigger splash (2015) schurkt haar excentrieke rockster dicht tegen David Bowie aan, nog zo’n artistieke kameleon. Voor Guadagnino’s remake van Suspiria (2019) ging het duo dan weer all-in qua camp en speelde Swinton maar eventjes drie rollen, waaronder een totaal onherkenbare waarvan ze bleef volhouden dat ‘ie werd vertolkt door een volslagen fictieve acteur.
Swintons consequente spel met identiteit, gender en publieke persoonlijkheid levert de droomspeeltuin voor vele regisseurs, maar het leunt ook dicht aan tegen het theoretische concept queerness. Zelf vertelde de actrice aan Vogue in 2021 dat ze zich altijd queer heeft gevoeld, waarmee ze niet doelt op een seksuele voorkeur maar wel op een bepaalde gevoeligheid.
'Ik zocht altijd naar mijn eigen queer circus en ik heb het gevonden. Door het te vinden werd het mijn eigen wereld. Nu heb ik een familie met Wes Anderson, en een met Bong Joon-Ho, met Jim Jarmusch, met Luca Guadagnino, met Lynne Ramsay, met Joanna Hogg.'
Dat moet drukke familiefeesten opleveren!
Lees je onze interviews, recensies en artikels graag? Waarom ons niet steunen voor €5, €10, €25 of €50? Schrijf je hier in op onze wekelijkse nieuwsbrief.