top of page

François Ozon: ‘Ik wil niets leren, ik wil begrijpen’

Bijgewerkt op: 5 okt. 2021

Wie het over de dood wil hebben, grijpt vaak terug naar metaforen en eufemismen. Dé dooddoeners van een echt gesprek over afscheid. In Tout s’est bien passé omarmt François Ozon daarom de dood om zo het leven ten volle te vieren. ‘Voor mij is cinema de kunst van de troost.’


Sophie Marceau en André Dussollier in 'Tout s'est bien passé'
Sophie Marceau en André Dussollier in 'Tout s'est bien passé'

Eenmaal dood kunnen we onze geliefden niet terughalen. Wat we wel kunnen doen is kiezen hoe we ermee omgaan. Maar het voelt vaak off-limits om zo direct over het “heengaan”, “inslapen” of het “laatste afscheid” te praten. Want wat de dood betreft, steunen we nog steeds op eufemismen en metaforen.


‘We leven in een tijd waarin de dood taboe is,’ vertelt François Ozon, die met Tout s’est bien passé een film over euthanasie maakte. ‘We zijn geobsedeerd door het leven, jeugdigheid en gezonde levensstijlen. Zaken als ziekte en dood willen we liever niet zien. Die moeten verborgen blijven.’


Daarom vertelt Frankrijks meest veelzijdige regisseur het verhaal van de 85-jarige André (André Dussollier) dat gebaseerd is op Emmanuèle Bernheims Tout s'est bien passé, het autobiografische boek dat de scenariste van Ozons thriller Swimming pool (2003) schreef over haar relatie met haar vader. Tijdens zijn herstel na een beroerte vraagt hij het onmogelijke aan zijn dochter Emmanuèle (gespeeld door Sophie Marceau). Of deze gerenommeerd schrijfster hem wil helpen om “er een einde aan te maken”. In een land als Frankrijk, waar euthanasie verboden is, brengt dat André’s familie in een erg lastig parket – zowel op praktisch als emotioneel vlak.


De eigenaardige relatie tussen Bernheim en haar vader is er één van rivaliteit maar ook compliciteit, waarbij het jaloerse, egocentrische karakter van de vader al van kindsbeen af een hoge tol eist op Bernheims leven. Maar het zorgt ook voor een levenslange loyaliteit die haar tot het uiterste zal doen gaan.



Betere vriend dan vader


‘Emmanuèle Bernheim had me wat over haar vader verteld, maar ik kende de details niet,’ vertelt Ozon over de aanloop van deze film. ‘Toen Emmanuèle Tout s’est bien passé aan het schrijven was, vroeg ze me of ik geïnteresseerd was in de verfilming. Ik hield meteen van het boek, maar het was zo’n persoonlijk en intiem verhaal dat ik niet meteen inzag hoe ik het me eigen zou kunnen maken.’ Daarom richtten enkele andere regisseurs hun pijlen op de verfilming. Toen Bernheim in 2017 aan kanker stief, liepen die plannen spaak.


‘Kort na haar dood herlas ik het boek en besloot ik dat het moment daar was om haar verhaal te verfilmen. Om te begrijpen wat ze had meegemaakt.’ Ozon ontdekte dat Emmanuèle’s vader tijdens haar jeugd erg gewelddadig en wreed was geweest, en in het bijzonder over haar zwaarlijvigheid. En toch breekt Ozon ook een lans voor André – omdat hij ‘even verschrikkelijk, amusant als charismatisch is’ en ‘de dood recht in de ogen kijkt én er ook over spreekt.’


Wat Bernheim in die zin over haar vader schreef in haar boek kan als de perfecte samenvatting gelden: ‘Ik zou hem liever als vriend gehad hebben dan als vader.’


François Ozon op de set van 'Tous s'es bien passé' (©Carole Bethuel)
François Ozon op de set van 'Tous s'es bien passé' (©Carole Bethuel)

Tout s’est bien passé is een drama dat binnenkomt door de behavioristische manier waarop het de vele interne conflicten van de gezinsleden weergeeft. De zus van Bernheim, die in de film vertolkt wordt door Géraldine Pailhas, zette na het bekijken van de film toch even de puntjes op de ‘i’ bij Ozon. ‘Zij vertelde me dat ze in het echt toch meer gelachen hadden dan in de film.’ (lacht)


Ook al is de film een zeer trouwe adaptatie, toch gaf Ozon er duidelijk zijn eigen draai aan. Zo gaf hij er plek aan Claude de Soria (Charlotte Rampling), de moeder van Bernheim: ‘De moederfiguur was niet aanwezig in het boek. Pas later ontdekte ik dat Emmanuèle’s moeder Claude een beeldhouwster was. Ik vond het ongelofelijk dat er twee vrouwelijke kunstenaars in dezelfde familie waren. Toen ik het werk van Claude zag, werd het me duidelijk hoe dicht het bij Emmanuèle’s literair werk stond. Ironisch is echter dat zij geen enkel werk van haar moeder thuis had staan. Ze vond haar moeders werk hatelijk.’



Controverse


Tout s’est bien passé vertrekt dan wel een intieme, biografische insteek, door de onvermijdelijk politieke aard van het euthanasie-onderwerp opent de film finaal ook de deuren naar een maatschappelijke vraag. ‘Sterven in vrede en omringd door liefde is een onbereikbaar ideaal dat kinderen forceert om tot het uiterste te gaan. Het legt een grote psychologische druk op hen en ontketent onnodig pijnlijke drama’s binnen families.’


Voor de toeschouwer in België is de situatie natuurlijk helemaal anders dan voor de Franse toeschouwer. In die zin kan de film een gevoel van dankbaarheid loswrikken omdat je net niet daar woont. Plots wordt een grens – of die nu fysiek, mentaal of landelijk is – door de onverdraaglijke zwaarte van traditie en idées fixes onbegrijpelijk onoverbrugbaar. Waar grenzen, in bepaalde theorieën, een baken van veiligheid zouden moeten vormen, zijn ze nog steeds vaker een gedenksteen waarop leed zich te pletter loopt.


‘Sterven in vrede en omringd door liefde is een onbereikbaar ideaal dat kinderen forceert om tot het uiterste te gaan.’

Angst voor legalisering van euthanasie is onterecht, vindt Ozon. ‘In 80% van de gevallen blijven mensen vasthouden aan het leven. Dat is de werkelijkheid. Het is niet omdat euthanasie mogelijk is in België en Zwitserland dat er nu plotseling massaal meer doden zijn. De wetenschap dat het mogelijk is, is vaak genoeg om rust te vinden en zich beter te voelen.’ Hetzelfde gaat in zekere zin op voor Ozons films: door de dood te omarmen, omarmt hij ook het leven.


De focus op controversiële onderwerpen zoals kindermisbruik in de kerk – denk aan Grâce a Dieu dat het Franse publiek overrompelde – euthanasie en de terugkerende thematiek van homoseksualiteit, zou men kunnen afleiden dat Ozon het gemunt heeft op de kerk. Niet is minder waar. ‘Ook al ben ik een atheïst, ik kreeg een religieuze opvoeding en veracht religie niet,’ vertelt Ozon. ‘Het vormde me cultureel en het blijft me interesseren.'


Ozon houdt dan ook van een goed geplaatst vraagteken op het einde van zingeving, maar ook van zijn films en cinema in het algemeen: 'Ik hou ervan om mezelf vragen te stellen en die dan door te spelen aan het publiek. Of, wanneer ik de toeschouwer ben, dat ik uit de bioscoop kom en mezelf, mijn leven en mijn relaties in vraag stel.’ Maar van moralisme moet hij niets weten. ‘Ik wil niets leren, ik wil begrijpen.’


Ook de aanwezigheid van de dood is een constante in Ozon’s werk. Zoals in Sous le sable, zijn film uit 2000 waarin een vrouw de dood van haar echtgenoot niet kan accepteren. Of Une nouvelle amie uit 2014, waarin een weduwnaar niet enkel zijn overleden echtgenote, maar ook een verdrongen deel van zichzelf terugvindt door in haar kleerkast te duiken en zich zoals haar te kleden. Ozon verklaart die aanwezigheid door te wijzen op het feit dat hij een kind van zijn tijd is: ‘Ik behoor tot een generatie die geconfronteerd werd met de dood van jonge mensen. Omdat ik mijn seksualiteit ontdekte tijdens de aidsepidemie in Frankrijk. Ik denk dat dat de reden is waarom mijn films het gewicht van de dood dragen.’


‘Ik groeide met de dood van jonge mensen op omdat ik mijn seksualiteit ontdekte tijdens de aidsepidemie in Frankrijk.’

‘De filosoof Michel de Montaigne zei: je moet elke dag aan de dood denken om het te temmen. Misschien is dat wel de reden waarom het thema zo centraal staat in mijn oeuvre: om het te accepteren.’ Of die acceptatie aan het lukken is? Ozon barst in lachen uit: ‘Ik heb totaal nog geen zin om te sterven. Ik wil vooral nog leven.’


Op de vraag of cinema een goede plek is voor rouwverwerking antwoordt Ozon: ‘Voor mij is cinema de kunst van de troost. Het staat je toe om grootse emoties te voelen, maar ook iets zoals de drang naar geweld. Een beetje zoals Fritz Lang die zei dat als hij geen films zou maken, hij moordenaar zou geweest zijn. Film geeft je de ruimte om bepaalde onderwerpen te behandelen om er zo van af te komen.’ Ozon zou Ozon niet zijn mocht hij een definitie van een cinema louter als mededeling meegeven, waarop hij er geheel begrijpelijk en consistent een ‘Peut-être?’ aan de definitie toevoegt.


'Tout s’est bien passé' van François Ozon is nu in de Belgische bioscopen te zien. In Nederland komt deze film in december in de zalen.


 

Genoten van dit artikel? Neem een jaarabonnement op Humbug en ontvang elk kwartaal een oogstrelend magazine in je bus. Zo maak je meteen ook onafhankelijke filmjournalistiek mogelijk.


bottom of page