top of page
Foto van schrijverJohannes De Breuker

OPINIE | Cannes was geen hoogdag voor de ‘Vlaamse film’

Bijgewerkt op: 7 jun. 2022

Op het moment dat de filmindustrie in Vlaanderen zichzelf op de schouders klopt voor een historische 75e editie van Cannes, wordt het hoog tijd om de ‘Vlaamse film’ nog wat extra glans te geven. Dat kan al met een eenvoudige ingreep, meent Johannes De Breuker. Door het op te laten gaan in de rijke Belgische filmtraditie en zo filmprofessionals uit de verschillende taalgebieden te verbinden.


Beeld uit 'Close'
Beeld uit 'Close'

‘Vlaamse regisseurs schrijven geschiedenis.’ Dat is de titel van het persbericht dat het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) deze week uitstuurde. De reden voor deze euforische mailing waren de filmprijzen die zowel Lukas Dhonts Close, Felix van Groeningen en Charlotte Vandermeersch’ Le otto montagne als de gebroeders Dardennes Tori et Lokita tijdens de jongste editie van het filmfestival van Cannes in de wacht sleepten. Geen Gouden Palm, spijtig, maar wel respectievelijk de Grand Prix, de Prix du Jury en de Prix du 75ème. En niet te vergeten: naast die drie films in de Officiële Selectie ging ook nog Adil El Arbi en Bilall Fallahs nieuwste film Rebel in première tijdens deze Europese hoogmis van de betere film.


De filmgilde had na zo’n geweldige festivaleditie reden genoeg tot feesten. Alleen was Franstalig België niet welkom aan de feestdis. Of zo blijkt het toch uit het persbericht dat bijna dertig keer de woorden ‘Vlaanderen’ of ‘Vlaams’ gebruikt, een handvol ‘Belgisch’ en nul keer ‘Wallonië’ of ‘Franstalig België’. Nee, de gebroeders Dardenne mochten duidelijk van geluk spreken dat ze voor hun drama over twee jongeren die kreunen onder het Belgische asielbeleid steun uit Vlaanderen hadden gekregen. Tori et Lokita werd in het begin van het persbericht dan ook puntig herleid tot zijn essentie: een Vlaamse coproductie.


De filmgilde had na zo’n geweldige festivaleditie reden genoeg tot feesten. Alleen was Franstalig België niet welkom aan de feestdis.

Natuurlijk, films maken kost geld. En die dukaten moeten ergens vandaan komen. De reden dat filmmakers als Dhont, van Groeningen, Vandermeersch en de gebroeders Dardenne tijdens Cannes konden schitteren is dan ook dat er in Vlaanderen, Brussel en Wallonië fondsen zijn die goed in talent investeren. Op de website van Screen, dat in een artikel de Belgische invasie op Cannes probeert te verklaren, staat dan ook te lezen dat er verschillende redenen zijn voor het succes. Worden in het stuk genoemd: het Belgische tax shelter-systeem en publieke fondsen zoals het VAF en Wallimage. ‘Het helpt ook’, stelt de auteur, ‘dat Belgische films enthousiast in de markt worden gezet door Flanders Image’, een divisie van VAF.


Bijna juist. Dat het ‘Vlaamse films’ enthousiast in de markt zet.


Is het niet spijtig dat zo’n rijke filmtraditie als de Belgische door een van de belangrijkste spelers uit elkaar wordt gespeeld? Als we cinema uit Franstalig België en uit Nederlandstalige België consequent onder een andere noemer gaan steken, dan groeien we uit elkaar. Nóg verder uit elkaar. Dat zou doodzonde zijn.


Net nu de Belgische film weer volop internationaal opgepikt wordt, moeten we durven kiezen om volop onder die vlag van Belgische cinema te gaan varen

Net nu de Belgische film weer volop internationaal opgepikt wordt, moeten we durven kiezen om volop onder die vlag van Belgische cinema te gaan varen. Zo etaleert de Belgische film zijn veelzijdigheid, toont het zijn diversiteit en trekken cineasten ten noorden en zuiden van de taalgrens elkaar naar boven. Want zou het niet lullig zijn als ‘Vlaams regisseur’ Lukas Dhont zou zeggen dat hij ‘Waalse cineasten’ als pakweg de Dardennes adoreert – alsof ze niets met elkaar gemeenschappelijk hebben? En: toont Dhont in Girl en Close niet net gezinnen waar Frans en Nederlands vlotjes door elkaar wordt gesproken aan de keukentafel? Als dat geen Belgische verbroedering is, dan niets.


Neen. Dan heeft Wallimage, dat publiek geld investeert in de filmcultuur in Wallonië, het beter begrepen. Telkens een door hen gesteunde film begint, speelt de korte Wallimage-generiek waarin staat: Belgian Cinema Made in Wallonia-Brussels. Zo’n attitude zorgt ervoor dat er de komende jaren op elk filmfestival naast een rode loper ook een gele en zwarte uitgerold moet worden om al het Belgische talent te verwelkomen.


 

Genoten van dit artikel? Neem een jaarabonnement op Humbug en ontvang elk kwartaal een oogstrelend magazine in je bus. Zo maak je meteen ook onafhankelijke filmjournalistiek mogelijk.


Comments

Couldn’t Load Comments
It looks like there was a technical problem. Try reconnecting or refreshing the page.
bottom of page