Met The suicide squad mag Guardians of the galaxy-regisseur James Gunn zijn duivels ontbinden binnen het universum van DC Comics. Dat levert gewelddadig B-entertainment op, maar ook een zelfbewuste formule die je snel doorprikt.
Deze sequel op Suicide squad uit 2016 had aanvankelijk wat voeten in de aarde. David Ayer, de regisseur van die eerste film, paste voor de job. Een vervanger werd gevonden in James Gunn, maar hij was niet onbesproken. Disney had hem eerder ontslagen van Guardians of the galaxy vol. 3 omwille van tweets uit 2018. Warner vond daar geen graten in en haalde hem binnen voor een nieuw Suicide squad-avontuur.
Een avontuur dat Harley Quinn en de andere antihelden naar het Zuid-Amerikaanse eiland Corto Maltese stuurt om een sinister experiment te stoppen. Niet dat het verhaal er echt toe doet. De plot dient vooral als catwalk voor obscure DC-slechteriken die je lachspieren aan het werk moeten zetten. Van een menselijke wezel en een polkadots vurende kerel met mommy issues tot een haai die het IQ van een kiezelsteen heeft.
Tweestrijd
Klinkt onnozel, en dat is het ook. Gunn gaat zelfbewust aan de slag met de stupiditeit in het DNA van deze bende. Met Guardians of the galaxy bewees hij al dat hij weet hoe je een film maakt over rare kwieten die de wereld moeten redden. Ook nu laat hij zien dat je dat niet al te serieus moet nemen. Een punt dat hij maakt met een salvo aan flauwe moppen, opzichtige popcultuurreferenties, personages die zich dwaas mogen tonen en gratuit geweld.
The suicide squad knipoogt rijkelijk naar zijn publiek, wat leidt tot een entertainende eigenzinnigheid. Maar het voelt minder stoutmoedig dan het wil zijn.
Gunn voelt zich thuis in een postmoderne superheldenwereld. Hij levert graag een bijdrage aan het genre waar films als Kick-ass en Deadpool ook toe behoren. The suicide squad knipoogt rijkelijk naar zijn publiek, wat leidt tot een entertainende eigenzinnigheid. Maar het voelt minder stoutmoedig dan het wil zijn. De film houdt vast aan een benadering van superhelden die stilaan traditioneel aanvoelt. Het gekibbel tussen deze lieden, de verwijzingen naar hoe dwaas alles is en het holle CGI-geweld: we hebben het al vaker gezien, toch?
The suicide squad speelt op veilig terwijl het dat duidelijk niet wil doen. De tweestrijd tussen Gunns liefde voor B-film-waanzin en de wensen van de studio, die een zo breed mogelijk publiek wil bereiken, is een struikelblok. De cineast laat zich inspireren door zijn verleden als producent van low budget B-horror bij Troma Entertainment. Maar zo anarchistisch als toen komt hij niet uit de hoek. Het geweld en de humor moeten het grote verschil maken - elementen die de film onderscheiden van andere superheldenfilms. Maar meer dan een gniffel brengt het bloedvergieten en het komische vertier vaak niet teweeg. De afgerukte ledematen en zelfbewuste moppen zijn even geloofwaardig als een gigantische zeester die de aarde bedreigt. Postmodernisme boordevol valse noten dus.
Verdoezelde mankementen
Gelukkig weet Gunn wel hoe je waanzin charmant maakt. Het is dan ook de grootste sterkte van The suicide squad. Gunn gelooft in de wereld die hij creëert en benadert de geflipte personages met kinderlijk enthousiasme. Hij is niet uitsluitend uit op een kleurrijke geweldsymfonie, hij belicht ook graag het kameraadschap binnen deze bende. Die wordt mee in de verf gezet door het zichtbare plezier waarmee Hollywoodgezichten als John Cena, Idris Elba, Margot Robbie en Joel Kinnaman hun missie volbrengen.
Gunn gelooft in de wereld die hij creëert en benadert de geflipte personages met kinderlijk enthousiasme.
Dat aanstekelijke enthousiasme verdoezelt geregeld de mankementen in het scenario. De vertelstijl en chronologie, bijvoorbeeld, schieten alle kanten uit. Het is bedoeld als een tegendraads narratief trucje dat onderdeel is van de film zijn identiteit. Maar pienter komt het nooit echt over. Om nog maar te zwijgen van de eerste helft, die vaart mist en Harley Quinn aan de zijlijn laat staan. Robbie speelt haar nog steeds goed, maar je kan jezelf de vraag stellen of ze wel in deze film past.
Toch is deze sequel een opvallende verbetering vergeleken met de belabberde voorganger van Ayer. Maar ‘de beste superheldenfilm in tijden’, zoals sommigen menen, dat is het niet geworden. Daarvoor rammelt er nog te veel onder de motorkap en vertoont deze antropomorfische haai met een hongertje te weinig tanden om echt door te bijten.
Ook van mainstream entertainment mag je een zeker niveau en bepaalde ambitie verwachten. Maar meer dan een brok fun met een voorzichtige hoek af is The suicide squad niet.
The suicide squad is te zien in de bioscoop.
Genoten van dit artikel? Neem een jaarabonnement op Humbug en ontvang elk kwartaal een oogstrelend magazine in je bus. Zo maak je meteen ook onafhankelijke filmjournalistiek mogelijk.